Als een bewoner wordt uitgenodigd om te participeren in een project in de wijk, is dat meestal het eerste
contactmoment in zo’n proces. Hoe en met welke boodschap de gemeente bewoners uitnodigt maakt veel
uit voor wie er meepraat of meedoet. Sommige bewoners voelen zich aangesproken, anderen niet. Vaak lijkt
het alsof de uitnodiging volledig los staat van de participatie zelf maar dat is niet zo. Als een gemeente meer
aandacht besteedt aan dit eerste contactmoment is er een hoop winst te behalen. Dat blijkt uit een
praktijkonderzoek in de Utrechtse wijk West.
Ongeveer een jaar geleden was het wijkbureau van wijk West van de gemeente Utrecht bezig met het
opstellen van de wijkopgave. Net als veel andere gemeenten had het wijkbureau de ervaring dat het leggen
van contact met bewoners en ze uitnodigen om samen te werken aan die wijkopgave niet altijd even succesvol
was. Sommige burgers participeren minder vaak of helemaal niet. Twee vragen kwamen naar voren: Hoe
kunnen we er als gemeente aan bijdragen dat meer – en andere bewoners betrokken raken bij hun buurt? En
hoe kan het contact tussen bewoners onderling worden versterkt? De demografische samenstelling van de
Utrechtse wijk West komt overeen met die van de stad als geheel, maar de verschillen tussen buurten zijn
groot. In deze wijk wonen bewoners met verschillende achtergronden, leefwijzen en opvattingen bij elkaar
maar, zoals in veel gemengde wijken, leven bewoners veelal langs elkaar heen.
In samenspraak met het wijkbureau hebben we een onderzoek opgezet naar de eerste stap op weg naar meer
betrokkenheid: de uitnodiging. We wilden weten wat bewoners belangrijk vinden als hen gevraagd wordt te
participeren. Het ging ons niet zozeer om hun achterliggende motieven om mee te praten of mee te doen,
maar om de vraag wat hen bij het eerste contact ‘triggert’ of juist niet ‘triggert’. Verder vroegen we ons af of eventuele verschillen in voorkeuren in de benadering samen zouden hangen met persoonskenmerken. Kortom,
het doel van het onderzoek was om inzicht te krijgen in de belangrijkste elementen voor een effectieve
uitnodigingsstrategie voor verschillende groepen bewoners als het gaat om participeren in hun eigen buurt.
Vignetonderzoek naar de relatieve voorkeur van bewoners
Om inzicht te krijgen in wat bewoners ‘triggert’ wanneer zij worden uitgenodigd om te participeren hebben we
een ‘vignetstudie’ uitgevoerd. Dit is een vorm van onderzoek waarin respondenten korte stukjes tekst
voorgelegd krijgen met de vraag die te beoordelen. In dit geval kregen bewoners vier korte uitnodigingen te
lezen met dezelfde strekking, maar met verschillende benaderingswijzen. Ook het karakter van het initiatief en
een mogelijk motief om te participeren varieerden. De respondenten moesten aangeven welke van de teksten
het meest en het minst aanspraken en hun keuze toe te lichten. De uitkomsten van onze vignetstudie gaven
inzicht in de relatieve voorkeur van respondenten voor een bepaalde benaderingswijze. In totaal hebben 156
bewoners meegedaan aan het onderzoek.
De elementen die we in de tekstfragmenten varieerden ontleenden we aan de literatuur over motivatie en
betrokkenheid bij participatie (o.a. Michels & Broekhuizen, 2017; Putnam, 2001, Schafer, 2018). Hieronder
volgt een korte toelichting:
- Benaderingswijze – verticaal of horizontaal: is de bereidheid om te participeren groter als de gemeente de
uitnodiging doet, of een bekende? - Karakter van het initiatief – deliberatief of toegepast: spreekt het bewoners meer aan om een plan te maken
voor een activiteit of om mee te werken aan de uitvoering? - Motief – ‘bonding’ of ‘bridging’: spreekt het bewoners aan om iets te doen met bekenden of om nieuwe
mensen te leren kennen? - Motief – altruïsme of eigen belang: spreekt het aan om iets te doen voor anderen in de buurt of heeft het eigen
belang de overhand?
De tekst op het ‘vignet’ ziet er in dit geval als volgt uit:
“De gemeente vraagt u mee te doen. Uw bijdrage zal bestaan uit het meehelpen bij het opknappen van het
verwaarloosde stukje groen. Door mee te doen kunt u zelf prettiger wonen.”
De theorie getoetst in de praktijk: de casus Groen Doen
Of en op welke manier bewoners participeren hangt uiteraard voor een belangrijk deel af van de specifieke
context van het project. Ze zullen eerder in beweging komen bij een concreet probleem in hun buurt dan
wanneer het gaat om een hypothetisch onderwerp dat in de toekomst ligt. We hebben daarom een fictief
initiatief bedacht dat realistisch was én dicht bij huis. Dit fictieve project noemden we ‘Groen Doen’ en ging
over het opknappen van een verwaarloosde groene plek in de wijk.
Uit ons onderzoek blijkt dat bewoners bij voorkeur via-via een uitnodiging krijgen om mee te doen aan een
project als Groen Doen –bijvoorbeeld van familie, kennissen of andere sleutelfiguren– en niet van de
gemeente. Ook gaven ze aan liever hun handen uit de mouwen te steken dan te praten over een plan voor een
initiatief als Groen Doen. Bewoners met minder vertrouwen in de overheid gaven relatief vaker de voorkeur
aan meepraten in plaats van meedoen. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat zij meer dan anderen de
behoefte hebben om invloed uit te oefenen op het plan dat wordt gemaakt omdat ze dat de gemeente niet toevertrouwen.
De motieven van bewoners om te participeren liepen uiteen. Sommige bewoners voelden zich aangesproken
door de kans om voor hun eigen belang op te komen. Anderen sprak het argument aan dat alle buurtbewoners
van het initiatief zouden profiteren. Deze voorkeuren bleken overigens niet samen te hangen met
persoonskenmerken zoals leeftijd en opleidingsniveau.
Een vergelijkbaar beeld kwam naar voren als het gaat om ‘bonding’ en ‘bridging’. Sommige bewoners vonden
de mogelijkheid om bestaande contacten te versterken aantrekkelijk. Anderen voelden zich juist aangesproken
door de mogelijkheid nieuwe mensen te leren kennen. Hoewel we dit op basis van de literatuur wél hadden
verwacht vonden we ook hier géén verschillen tussen groepen bewoners, bijvoorbeeld tussen sociaal sterke –
en minder sterke bewoners.
Waardevolle aanknopingspunten voor een communicatiestrategie
Kortom, we hebben gezien dat bewoners zich meer aangesproken voelen door een initiatief waarin hen wordt
gevraagd om mee te doen –in plaats van mee te denken– en waarbij ze via-via worden uitgenodigd –niet door
de gemeente. We hebben géén indicatie gekregen dat een bepaalde invulling van de uitnodiging specifieke
groepen burgers meer aanspreekt dan andere. Deze uitkomsten bieden voor de ontwikkeling van een
communicatiestrategie waardevolle aanknopingspunten.
Allereerst spreekt bij een project zoals Groen Doen het ‘handen-uit-de-mouwen-karakter’ mensen aan. Bij het
uitnodigen van bewoners lijkt het dus zinvol om het toegepaste karakter van een project goed naar voren te
brengen. Bijvoorbeeld: “Wij vragen u een middag mee te helpen met als resultaat dat er nog voor de zomer
een mooi park ligt”. Daarnaast kan het zinvol zijn om bewoners de keuze voor te leggen om mee te praten of
mee te doen. Bijvoorbeeld: “U kunt meepraten over het plan voor het park, of u kunt een middag meehelpen
aan de inrichting”.
Als het gaat om het motiveren van bewoners lijkt het waardevol om in de uitnodiging verschillende motieven
naar voren te brengen. Op deze manier is de kans groter dat je appelleert aan één van de motieven die
bewoners in beweging brengen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door te werken met ‘testimonials’ waarin
verschillende motieven naar voren worden gebracht.
Leg met je uitnodiging de basis voor een langdurig contact
Bewoners geven er de voorkeur aan om bij een project zoals Groen Doen gevraagd te worden door een
bekende. Dit betekent dat bewoners het best door mensen uit hun eigen netwerk kunnen worden uitgenodigd.
En omgekeerd: dat bewoners, en niet de gemeente, hun eigen netwerken benaderen om anderen uit te
nodigen voor initiatieven in de buurt. Dit kan alleen als bewoners en de gemeente echt samenwerken. Neem
dus niet op in je communicatieplan ‘we zetten sleutelfiguren uit de buurt in om bewoners uit te nodigen’ –de
instrumentele insteek. Maar ‘we investeren in contacten en duurzame relaties met bewoners in de buurt’.
Contact maken met mensen die we niet kennen –en waarmee we misschien heel weinig gemeen hebben–
vinden de meeste mensen lastig (Sennett, 2016). Dat geldt niet alleen voor veel ambtenaren en professionals,
maar net zo goed voor bewoners. Het maken van nieuwe contacten gaat niet vanzelf. Niet alleen de
medewerkers binnen de gemeentelijke organisatie moeten dat (beter) leren. Ook bewoners kun je als
gemeente helpen bij het maken van nieuwe contacten.
Uitnodigen lijkt vaak het sluitstuk van een participatie-aanpak. Het lijkt alsof het doel is zo veel mogelijk
deelnemers te vinden voor dat ene project zodat dát een succes wordt. De vraag is of initiatiefnemers van
participatie zich voldoende realiseren dat ze met een uitnodiging de basis voor een langdurig contact leggen, of
niet. Het participatieproces is dan al begonnen.
Co-auteurs van dit blog zijn Lotte Willemsen en Thijs Waardenburg.
Voor dit blog is dankbaar gebruik gemaakt van de uitkomsten van de masterscriptie “Inwonersparticipatie in
Wijk West: beweegredenen om deel te nemen” van Marloes Hendriks.
Dit artikel beschrijft resultaten van een van de onderzoeken binnen het door SIA gesubsidieerde KIEM-project
“Betrokkenheidsprofielen en communicatiestrategie”. Doel van deze samenwerking tussen Hogeschool Arnhem
en Nijmegen, Hogeschool Utrecht en Citisens was om, op basis van praktijkgericht onderzoek in Overbetuwe en
Utrecht, een communicatie- en participatiestrategie op te stellen waarmee meer en andere bewoners bereikt en
betrokken worden. Op Frankwatching vind je een artikel met de overall resultaten van het project, waarin de
koppeling wordt gemaakt met verschillende betrokkenheidsprofielen – waarover we eerder publiceerden op
Overheid in contact. Op de website van de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) vind je de resultaten van het
onderzoek in de gemeente Overbetuwe.
Dit blog is eerder geplaatst op Overheid en Contact.